Veneridae Rafinesque, 1815
Bronnen
  • Linnaeus, C. (1758). Systema Naturae per regna tria naturae, secundum classes, ordines, genera, species, cum characteribus, differentiis, synonymis, locis. [The system of nature through the three kingdoms of nature, according to classes, orders, genera, species, with characters, differences, synonyms, places.]. Impensis Direct. Laurentii Salvii. Holmiae [Stockholm]. 1(10) [iii], 824 p., available online at https://biodiversitylibrary.org/page/726886
  • Scopoli, G.A. (1777). Introductio ad historiam naturalem, sistens genera lapidum, plantarum et animalium hactenus detecta, caracteribus essentialibus donata, in tribus divisa, subinde ad leges naturae. Pragae. Wolfgang Gerle. Pp i-x + 1-506., available online at http://www.biodiversitylibrary.org/bibliography/10827
  • Lamarck, J. B. (1801). Système des animaux sans vertèbres, ou tableau général des classes, des ordres et des genres de ces animaux. Published by the author and Deterville, Paris. : viii + 432 pp., available online at http://biodiversitylibrary.org/page/14117719
  • Schumacher, C. F. (1817). Essai d'un nouveau système des habitations des vers testacés. Schultz, Copenghagen. iv + 288 pp., 22 pls., available online at http://www.biodiversitylibrary.org/item/81329
  • Forbes, E.; Hanley, S. C. T. (1848-1853). A history of British Mollusca and their shells. London, van Voorst. 4 vols., 2064 pp., 203 pls. , available online at http://www.biodiversitylibrary.org/bibliography/16341
  • Leach, W. E. (1852). Molluscorum Britanniae Synopsis. A synopsis of the Mollusca of Great Britain, arranged according to their natural affinities and anatomical structure. Van Voorst, London, viii + 376 pp., pls 1-5*,5**-13 (edited posthumously by J. E. Gray). , available online at https://www.biodiversitylibrary.org/page/13107076
  • Chiamenti, A. (1900). Contribuzione alio studio della Malacofauna Adriatica. Nota sulla famiglia della Veneridae, e della Petricolidae. Rivista Italiana di Scienze Naturali. 20(1-2): 9-15
  • Cotton, B. C. (1936). A new fossil bivalve mollusc from South Australia. Records of the South Australian Museum. 5: 503-504., available online at https://www.biodiversitylibrary.org/page/40997329
(Venus) Tweekleppig, 3 cardinale tanden, schelp rond-driehoekig, duidelijke, concentrische richels (naar Linnaeus, 1758) met aan de achterzijde duidelijke knobbelsJa
(Timoclea) Schelpen gelijkkleppig, niet symmetrisch, onderrand (ventraal) rond, 3 cardinale tanden in elke klep waarnaast tanden zoals in een taxodont-slot, sculptuur van duidelijke ribbels van de top naar de onderrand (zoals bij de kokkel), welke gekruisd worden door lamelachtige structuren volgens de groeilijnen. De onderrand, de voorrand en de achterrand zijn aan de binnenzijde gecreneleerd (getand) (naar Cotton, 1936)Ja
(Mysia) Schelp min of meer rond, tamelijk dun, gelijkkleppig, licht ongelijkzijdig, niet gapend; oppervlak glad of concentrisch gestreept; binnenranden intact; sluitspierindruksels langwerpig of suborbiculair, vrijwel gelijk; mantelbocht breed, diep, centraal, stomp. Slot samengesteld uit twee divergerende cardinale tanden, waarvan er één gegaffeld is, in de rechterklep, en drie, de middelste gegaffeld, in de linker. Ligament extern, prominent, tamelijk lang; geen gedefinieerd maantje. (naar Forbes en Hanley, 1848)Ja
(Venerupis) Is de mantelbocht breed en stomp en valt de onderrand van de mantelbocht geheel of gedeeltelijk samen met de mantellijn? De kleppen zijn robuust en ruitvormig, met de umbones naar binnen gedraaid en dichter bij het voorste uiteinde. Het achterste uiteinde is wigvormig en de binnenranden van de kleppen zijn gladJa
(Polititapes) Is de mantelbocht breed en stomp en valt de onderrand van de mantelbocht geheel of gedeeltelijk samen met de mantellijn? De oppervlakte structuur van de schelp heeft talrijke, dunne, concentrische richels, lijnen vanuit de top naar de onderrand zijn niet aanwezig of slechts zeer fijn. Is er een zeer fijne, verdorde opperhuid, die ze, wanneer ze vers zijn, een geverniste uitstraling geeft? De schelp is kalkhoudend en uiterst kwetsbaar. De binnenkant van de schelp is vaak goudgeel, eigeel of musgeel getint, vaak violet gekleurd (Aureitapes) en soms ceruleumwit of leigrijs (Cyaneitapes) (naar Chiamenti, 1900)Ja
(Ruditapes) Is de mantellijn breed en stomp en valt deze nergens samen met de mantellijn? Omvat de tapijtschelpen met een ruw oppervlak, waar longitudinale en transversale elementen elkaar kruisen, waardoor ze zo ruw zijn als een vijl. Ze bieden een resistente, kalkhoudende, bijna glasachtige substantie; hun binnenkant is vaak kleurloos en de achterkant van de schelp is afgeknot (naar Chiamenti, 1900)Ja
(Dosinia) Is de mantelbocht driehoekig en rijkt deze tot over het midden? Zijn er in elke klep 4 cardinale tanden aanwezig? (naar Scopoli, 1777) schelpen vrijwel rond, mantelbocht driehoekig ver de schelp instekendJa
(Petricola) Is de mantelbocht driehoekig en rijkt deze tot ongeveer het midden? Dwars, ongelijkzijdig schelpvormig schelpje, licht gapend aan beide uiteinden, met twee sluitspierindruksels. Twee cardinale tanden op de ene klep en één gespleten cardinale tand op de andere. Uitwendig ligament (naar Lamarck, 1801)Ja
(Mercenaria) Is de mantelbocht driehoekig en rijkt deze niet tot over het midden? In elke klep 3 cardinale tanden; de voorste tanden op de linkerklep, de achterste tanden op de rechterklep zijn sub-bifide. Nymfen zijn schuin gegroefd en gekarteld, de karteling is golvend. (naar Schumacher, 1817)Ja
(Chamelea) Is de mantelbocht driehoekig en rijkt deze niet tot over het midden? Schelpen langwerpig, aan de voorkant afgeknot met afgeronde hoeken. Het slot met 3 cardinale tanden in elke klep, de voorste in de rechterklep min of meer onvolmaakt. De siphonen met elkaar verbonden, hun uiteinden gefranjerd. De voet lansvormig. (naar Leach, 1852)Ja
(Clausinella) Is de mantelbocht driehoekig en rijkt deze niet tot over het midden? De schelpen zijn afgerond, dik en licht samengedrukt; de umbones zijn gebogen. Het slot heeft twee lamelvormige tanden in elke klep, waarvan de achterste in de linkerklep veel kleiner is dan de voorste (naar Leach, 1852)Ja
ExoskeletEen versteviging van het lichaam aan de buitenkant en direct zichtbaar
:ja 1
Schelp:ja 1
   Tweekleppig:ja 1
   
GelijkkleppigBij tweekleppigen of de linker- en de rechterklep min of meer gelijk zijn
:ja
   
SymmetrischLigt de apex in het midden van de schelp
:nee
   
Umbo
Het eerst gevormde deel van de schelp en de daarop volgende gewelfde groeizone. Deze zone kan een paar kenmerkende eigenschappen hebben:
opisthogyr
De umbo is naar achteren gericht
prosogyr
De umbo is naar voren gericht
orthogyr
De umbo's zijn naar elkaar gericht
spirogyr
De umbo's van elkaar af gericht
:Buigt naar voren (prosogyr)
   
LunulaBij tweekleppigen een veldje voor de umbo dat min of meer duidelijk begrensd is. Ook bekend als maantje.
:ja
      Beschrijving:duidelijk
      
AreolaBij sommige tweekleppigen te onderscheiden omzooming van de lunula
:duidelijk
   
AreaEscutcheon of rugveld; Een min of meer duidelijk begrensd langwerpig veld achter de umbonen bij een deel van de tweekleppigen, naast en achter het uitwendig ligament. In het algemeen is het afwijkend van sculptuur van de rest van de schelp.
:duidelijk
   
TandenDe tanden zorgen ervoor dat de twee kleppen netjes op elkaar sluiten:
Anodont
Zonder tanden
Dysodont/Desmodont
Kleine, zwakke tanden nabij de top. Of: tanden in de vorm van een aantal knobbeltjes
Taxodont
Een groot aantal gelijkvormige tanden die recht, waaiervormig of chevronvormig (V-vormig) onder de top staan.
Heterdont
2-3 cardinale tanden direct onder de top en enkele laterale tanden langs de voor- en achterrand.
Isodont
Zeer grote tanden aan beide kanten van de resiliumgroeve. Of: enkele symmetrische gerangschikte tanden
Schizodont
Zeer grote tanden met parallele groeven evenwijdig met de as van de tand.
Pachydont
Grote, zware, lompe tanden. De vertanding komt alleen voor in "rudists"
:Heterodont 2
      
CardinaalDe cardinale tanden liggen direct onder de top en zijn vaak wat kort en stomp.
:ja 2
      
LateraalDe laterale tanden liggen wat verder verwijderd vanaf de top en zijn vaak wat langer gerekt.
:ja 2
   
HypostracumDe binnenste van de drie lagen (niet altijd aanwezig) ook wel parelmoerlaag genoemd. Deze laag is opgebouwd uit koolzure kalk die is afgezet in zeer dunne bladvormige kristallen. Wordt gemaakt door de gehele mantel.
:nee 2
   Sluitspierindruksels:ja
      Aantal:2
   Mantellijn:ja
      Mantelbocht:ja
         Beschrijving:duidelijk
Lichaam:ja 1
   Mantel:ja 1
Ademhalingsorgaan:ja 2
   Kieuwen:ja 2
      
Type
Potobranchia
Een paar pluimachtige kieuwen of ctenidia met twee rijen platte filamenten op elke kieuw
Filibranchia
Lange dunne filamenten die op hun plek gehouden worden door aan elkaar verbonden cilia
Eulamellibrancia
De lamellae zijn verbonden door tissue, de filamenten zijn stevig verbonden door vasculaire verbindingen. De hele kieuw heeft iets weg van een geperforeerd blad.
Septibranchia
Dit zijn gedegenereerde kieuwen. De filamenten zijn sterk gereduceerd. De kieuwen zijn vervormd tot geperforeerde spier delen tussen de twee palliale kamers.
:Lamellibranch 2
Bronnen:
  1. https://www.strandwerkgemeenschap.nl/Bivalvia
  2. https://www.strandwerkgemeenschap.nl/tweekleppigen/Heteroconchia
© 2006 - 2025 strandvondsten.nl / Powered by huwatoco.nl / info@huwatoco.nl